Ambrosius Mediolanensis: Exameron, De paradiso, De Cain et Abel [II] + Augustinus Hipponensis: De haeresibus

Brussel, Koninklijke Bibliotheek

signatuur 1413-16
folia [1] + 114 + [1] folia
titels Ambrosius: Exameron libri six (fol. 1v-63v)
Ambrosius: De paradiso (fol. 63v-80v)
Ambrosius: De Cain et Abel libri duo (fol. 80v-100r)
Augustinus: De haeresibus (fol. 100r-114r)
herkomst onbekend
datering mogelijk eerste derde 13e eeuw
latere bezitters Zelem: kartuizers1
biblioref. J. Marchal, Inventaire des manuscrits de l'ancienne Bibliothèque royale des Ducs de Bourgogne, n° 1-18000, Bruxelles 1839, 29
Cat. KB Brussel, dl. 2, 1902, 38 (nr. 958)
[Hendrickx 1983d]
internetref. www.archive.org/stream/cataloguedesmanu02brusuoft#page/38/mode/1up
opmerking Buiten de Zelemse eigendomsnotitie heeft dit handschrift geen geschiedenis nagelaten. Kan er uit de signaturen Y 1 (17e-eeuw) en N 280 (18e-eeuw) op fol. 1r enige historische duiding worden afgeleid?
De eerstgenoemde, 17e-eeuwse signatuur wordt eveneens identiek aangetroffen in hs. KB Brussel 2352-54, fol.2r waar deze naar alle waarschijnlijkheid verwijst naar de plaats van het manuscript op dat ogenblik, blijkens de eigendomsnotitie aldaar, aanwezig in de bibliotheek van het jezuïetencollege te Leuven. Een gelijkaardige signatuur, met name Y 2, wordt vermeld in hs. KB Brussel 1782-84, fol. [3r] voorin dat ook heeft toebehoord aan het studiehuis van de Leuvense jezuïeten. De samenstelling van deze signaturen verwijst duidelijk naar de plaats van de codices in hun bibliotheek: de letter (Y) refereert aan de (gesloten) boekenkast, of eerder misschien aan het (open) boekenrek; de cijfers bedoelen schapnummers te zijn waarop deze manuscripten zich bevonden, en zijn dus geen volgcijfers want er kunnen onmogelijk twee handschriften met hetzelfde volgnummer zijn geweest. Mag men hieruit stilzwijgend concluderen dat het besproken manuscript, ondanks het feit dat hierin geen bezitsaantekening van de Leuvense jezuïeten voorkomt, zich toch hier heeft bevonden op grond van de overeenkomstige plaatskenmerken in de andere voornoemde Zelemse handschriften waarvan geweten is dat zij tot die bibliotheek hebben behoord? Bovendien mag men het geschrift van Augustinus rekenen onder zijn Varia opuscula zoals vermeld door F. Sweertius in 1628 en in afhankelijkheid van deze door A. Sanderus in 16412, naast de met naam genoemde titels van deze kerkvader, uit de voormelde jezuïetenbibliotheek?
De tweede, 18e-eeuwse signatuur schijnt van een andere orde te zijn. Opnieuw in hs. KB Brussel 1782-84, fol. [3r] voorin treft men een dergelijk samengesteld referentienummer aan: N 279. In dit geval blijken deze referenties in beide manuscripten volgnummers (N[umerus] ...) te zijn. Mogelijk werden zij na de opheffing van de jezuïeten in 1773 door de Oostenrijkse administratie aan deze beide codices gegeven die deelden in de afvoer van hun handschriften naar de Bibliothèque de Bourgogne te Brussel. — © Frans Hendrickx.
  • 1. Eigendomsnotitie op fol. 1r., die blijkbaar opzettelijk werd bevlekt of zoveel mogelijk uitgeschrapt om ze onleesbaar te maken, zodat ze nog met enige moeite kon gereconstrueerd worden.
  • 2. Franciscus Sweertius, Athenae Belgicae sive Nomenclator Infer. Germaniae scriptorum ..., Tungris [Tongeren] & Antverpiae [Antwerpen] 1628, [716]. Antonius Sanderus, Bibliotheca Belgica Manuscripta sive Elenchus universalis codicum mss. in celebrioribus Belgii coenobiis, ecclesiis, urbium, ac privatorum hominum bibliothecis adhuc latentium, dl. [1], Insulis [Lille] 1641, 326.