Petrus Naghel († 1395) en zijn vertaling van het Lignum Vitae

Documentbezorger: Eefje BOSMANS
Datum van plaatsing: 10.06.2008
Adres documentbezorger: eefje.bosmans@arts.kuleuven.ac.be

Petrus Naghel († 1395) en zijn vertaling van het Lignum Vitae. Lezing gehouden in het kader van de voorjaarslezingen 2008 in het Ruusbroecgenootschap te Antwerpen op 16 mei 2008.

Samenvatting1

Op 2 augustus 1386 voltooide Petrus Naghel, kartuizer in Herne, Vanden houte slevens, zijn vertaling van het Lignum Vitae, een kort mystiek traktaat van de hand van Bonaventura. Van Naghels vertaling zijn ons twee volledige afschriften en twee handschriften met excerpten overgeleverd. De Latijnse tekst werd vermoedelijk in de vijftiende eeuw in Oost-Holland door een anonieme auteur voor een tweede maal in het Middelnederlands omgezet. Dat er ook een derde Middelnederlandse vertaling van het Lignum Vitae vervaardigd werd, was tot nu toe niet bekend. Net zoals de eerste en de tweede Middelnederlandse vertaling, levert ook de derde een volledige vertaling van de Latijnse tekst. Maar in tegenstelling tot wat we weten over de eerste en de tweede vertaling, kende de derde vertaling ook een publiek buiten de kloostermuren. Het enige afschrift dat ons van deze vertaling bekend is, was immers in het bezit van een huisvrouw. Op basis van dit ene handschrift kan ook deze derde vertaling voorzichtig in Holland gelokaliseerd worden. Over auteur en datering valt echter niets met zekerheid te zeggen.

Wanneer we de drie Middelnederlandse vertalingen met elkaar vergelijken, wordt al gauw duidelijk dat alle drie de vertalers dicht bij de Latijnse brontekst blijven. Toch maken ze andere keuzes, wat drie verschillende vertalingen oplevert. In mijn lezing zal ik nagaan of de verschillen in vertaaltechniek ons iets meer vertellen over het ontstaansmilieu of het geïntendeerde publiek van de drie vertalingen. Verder zal ik stilstaan bij de vragen die deze drie vertalingen van dezelfde Latijnse tekst oproepen. Het Lignum Vitae is immers lang niet de enige vertaling van Naghel die vrij kort na zijn ontstaan ergens anders opnieuw vertaald werd. Wat zijn hier mogelijke verklaringen voor? Vallen er patronen te bespeuren? En leert dit ons iets over de literaire relaties tussen de kloosters en de kanalen waarlangs vertalingen, in het bijzonder die van Petrus Naghel, verspreid werden?