Marcellus Voet

In het kartuizerklooster van Scheut bij Anderlecht, later binnen de stad Brussel gevestigd, hebben belangrijke kroniekschrijvers geleefd: Joannes De Groote, Joannes Tourneur, Judocus Smit, Marcellus Voet, Mathias Tsergoossens, Petrus De Wal.

Biographia
Marcel Voet werd in 1433 te Steenbergen bij Bergen op Zoom in de Nederlandse provincie Noord-Brabant geboren. In 1448-1449 ging hij aan de universiteit te Leuven studeren. Hier leerde hij de Brusselse priester Leonardus Criecken (Kriecke, † 1483) kennen, baccalaureus theologiae en magister artium, in de tijdspanne van Voets immatriculatie tot dictator (officiële opsteller van brieven en documenten) van de universiteit op 10 september 1448 aangesteld.1 Deze overreedde Voet om achtereenvolgens de graden van baccalaureus en magister in de artes te behalen, in welke studie hij waarschijnlijk in 1451 is gepromoveerd.2 Op uitnodiging van Nicolaus Blyen (Blien) Trudonensis († 1480), doctor [et professor] legum Lovaniensis en tweemaal semestrieel rector van de universiteit3, gaf Voet bijna elf jaar les op een school in Vlaanderen.4 Nadien vekoos hij om bij de katuizers te Scheut in te treden. De bedevaarten naar de kapel van Onze-Lieve-Vrouw-van-Gratie, die de aanleiding waren om in de nabijheid van dit heiligdom een kartuizerklooster te vestigen, hebben mogelijk zijn keuze beïnvloed.5 Ook werd zijn aandacht op de Scheutse kartuis blijkbaar getrokken door de gunstige gezindheid van zijn bovengenoemde leermeesters jegens dit convent: Criecken wenste er te worden begraven6, Blyen schonk in zijn testament onder meer een aantal handschriften.7 Op 21 september 1462, de feestdag van de heiige Matteüs, werd hij met een omhelzing in de Orde ontvangen. Daaropvolgend op 30 september, gewijd aan Sint-Hiëronymus, ontving hij het ordekleed. Eén jaar later in 1463 deed hij op de laatstvermelde dag professie.8 Hierna volgden de hogere wijdingen: tot subdiaken op de quatertemperzaterdag in de advent (zaterdag vóór de vierde zondag van de advent, anno 1463) te Brussel, tot diaken op de quatertemperzaterdag in de volgende vasten (zaterdag vóór de tweede zondag van de vasten, anno 1464) te Kamerijk9 en tot priester op zaterdag na de vierde zondag van de vasten (zaterdag vóór Passiezondag, gedateerd 17 maart 1464).10 Zijn eerste mis celebreerde hij op 4 april, het feest van de heilige Ambrosius.11 Na ongeveer acht jaar sedert zijn inkleding (en vijf jaar na zijn priesterwijding) werden hem een paar kloostertaken opgedragen. Begin maart 1470 werd hij aangesteld tot vicarius en corrector.12 Tot tweede prior werd hij op 3 juni 1475 verkozen.13 Zijn prioraaat liep na twaalf jaar ten einde met zijn overlijden, 54 jaar oud, op 29 juli 1487.14 Hij zou op het einde van zijn leven ziek en verzwakt geworden zijn door gedurende lange tijd dag en ancht, haast boven zijn krachten, voortdurend bezig te zijn geweest met de studie van de goddekijke zaken.15 Zijn bestuurlijke activieiten in interioribus et exterioribus buiten beschouwing gelaten16, worden hier vooral zijn literaire verdiensten belicht. Hij was een monnik van een grote belezenheid17 die in de beginjaren van zijn kloosterleven vooral bezig was met de correctie van de liturgische boeken om erop toe te zien dat zij conform de juiste voorschriften van de Orde waren opgesteld.18 Hij was een man die hield van studie.19 Bovendien beschikte hij over veel kennis en was hij bedreven in de grammatica, logica en natuurwetenschappen (onderdelen van zijn universitaire opleiding in de artes), alsook in de theologie (onderdeel van zijn priesteropleiding).20

Opera
In de inleiding op de Kroniek van Scheut ontvouwt Voet het plan van zijn kloosterhistoriografie. “In de naam van de Heilige Drie-eenheid, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, Amen. Ten jare 1480 van de menswording van de Heer leek het passend ten minste sommige, zo niet alle verwezenlijkingen van onze voorgangers – vanaf het begin bij de oprichting van de kapel van Onze-Lieve-Vrouw-van-Gratie en het kartuizerklooster dat eraan paalt, nabij Brussel – zoveel mogelijk samen te brengen, opdat zij door het getuigenis van geloofwaardige personen, door wat gezien en gehoord werd, of hoe ook gekend, zouden worden te boek gesteld ... Want ik denk eraan drie boeken samen te stellen. In het eerste boek wordt als het ware de ontwikkelingsgang der feiten, de staat, de personen [de geschiedenis van feiten, toestanden, personen – FH] en dergelijke van dit huis vanaf het begin der stichting tot voornoemd jaar verteld en ik vraag dat de volgende oversten van dit huis dat werk zouden voortzetten op de wijze der kronieken voor hun periode. In het tweede boek wordt een afschrift gegeven van de erfbrieven, de bezittingen, de inkomsten [van de akten van erfenissen, bezittingen, inkomsten – FH] en dergelijke. In het derde boek worden de afschriften verzameld van de gunsten, toelatingen [vrijstellingen – FH], privilegiën [en soortgelijke]”.21 Voet geeft aan zijn drieledig historiografisch werk geen titels, maar hij noemt de drie delen achtereenvolgens het Liber primus, het Liber secundus en het Liber tertius, terwijl hij elk deel verduidelijkt met een bijhorende inhoudelijke omschrijving.
Liber fudationis (Liber primus)
De titel van Liber fundationis dankt men aan Voets latere Brusselse ordegenoot, de historiograaf Petrus De Wal († 1648) die deze benaming van Voets eerste boek historisch vermeldingsrecht heeft bezorgd.22 In de wandeling spreekt men ook over de Kroniek van Scheut of de Kroniek van Voet en Tourneur omdat beiden de voornaamste auteurs respectievelijk aan het begin en het einde van dit werk zijn geweest.23 Nochtans was het niet een kartuizermonnik die als eerste de ontstaansgsgeschiedenis van Scheut heeft te boek gesteld. Adrianus Dullaert, Brussels stadssecretaris (1438-1466, † 1471)24 kon in samenwerking met een aantal gelijkgezinde personaliteiten, onder wie de amman Joannes van Edingen25, en met de steun van hertog Filips de Goede (Filips III van Bourgondië, † 1467) die de Orde zeer gunstig gezind was26, de keuze voor de vestiging van de Kartuizers, als een nog niet vertetgenwoordigde nieuwe orde in de hoofdstedelijke regio27, in de nabijheid van het Mariaheiligdom bewerkstelligen.28 Zijn uiteenzetting over de Origo sive exordium monasterii nostri Domini de Gratia ordinis Carthusiensium iuxta Bruxellam in Schute had hij grotendeels geschreven vóór 1464, toen hij wegens strubbelingen met het stadsbestuur die later evenwel werden bijgelegd naar Mechelen verhuisde.29 Hier voltooide hij zijn werk (concluendo igitur hunc librum) na 28 mei 1471, het door hem gedateerde overlijdensbericht van zijn vrouw.30 Voet moet zeker kennisgenomen hebben van Dullaerts werk, toen hij in 1480 zijn kroniek begon te schrijven. Niettemin wordt hierin niet naar diens Origo verwezen, terwijl zijn auteur met naam in een aantal andere omstandigheden wel wordt vermeld. Na een topografische beschrijving van het vestigingsgebied binnen de grenzen van de paroche van Anderlecht laat Voet zijn verhaal beginnen op 7 september 1456, toen de Orde door de celebratie van de eerste mis op de vigiliedag van het feest van Maria Geboorte er plechtig een aanvang nam en zich voortzette.31
Calendarium I (Liber secundus)
...
Calendarium II (Liber tertius)
...
Liturgica32
- Nocturnale pro infirmario ad legendum
- Horae diurnae

Biblio + : Proopo Cartusiani BE - M

  • 1. Leonardus de Bruxella werd in 1441 ingeschreven aan de universiteit. In 1445 is hij gepromoveerd tot magister artium en sedert 7 oktober 1447 onderwees hij als regens aan de Artes-faculteit. Tot officiële briefschrijver van de universiteit werd hij ook op 13 januari 1453 benoemd. Van eind februari tot eind augustus 1455 was hij semestrieel rector e facultate artium van de universiteit. – Zie E. Reusens, Documents relatifs à l’histoire de l’Université de Louvain (1425-1797), dl. 1: Université en général, Louvain 1893-1902, 256, 313; dl. 2: Corps enseignant, Louvain 1903, 248.
  • 2. “Item XIIa Februarii [1483] obiit Magister Leonardus Criecke Baccalarius formatus in Theologia sacerdos Bruxellensis temptator meus Lovanii in baccalareatu et magistratu in artibus ...”. – Kroniek van Scheut, in: Brussel KB, ms. 5764, f. 59r-59v.
  • 3. Hij werd een eerste maal semestrieel rector e facultate juris civilis verkozen op de laatste dag van februari 1469, een tweede maal op de laatste dag van augustus 1476. Onder zijn rectoraat had In december 1476 en januari 1477 een visitatie van de universiteit plaats op last van hertog Karel de Stoute († 1477). – Zie Reusens, Documents relatifs à l’histoire de l’Université de Louvain, dl. 1, 247-258, 688-690.
    “Item eodem anno [1480] ex testamento Nicolai Blien doctoris Lovaniensis demorantis qui obiit feria sexta infra octavas Assumptionis [maandag 21 augusus] ...”. – Kroniek van Scheut, in: Brussel KB, ms. 5764, f. 55r.
  • 4. “Item [legavit Nicolaus Blien] octo modios siliginis mensure sancti Trudonis [acht Sint-Truidense mudden met wintertarwe] perpetue intuitu fratris Marcilii qui sibi in seculo servivit in scolis regendis in Flandria fere XI annis”. – Ibidem, f. 55r. Volgens Francis Timmermans ([PCBR 1999]dl. 2, 270, nr. BxM132) was die school gevestigd in Geraardsbergen (Oost-Vlaanderen), maar hij staaft zijn bewering niet.
  • 5. “... insperatam accendit devotionem ad dictam imaginem [beate Virginis] visitandam, et vota et oblationes offerandas ... per quos hec nova peregrinatio et visitatio ad notitiam longe et prope distantum in brevi perducta est [door dewelke deze nieuwe bedevaart en visitatie (naar en van het heiligdom) in de verre en dichtbije omgeving in korte tijd bekend zijn geworden] ...”. – Kroniek van Scheut, in: Brussel KB, ms. 5764, f. 11v.
  • 6. “Item XIIa Februarii [1483] obiit Magister Leonardus Criecke ... hic sepultus qui in testamento suo fecit domum hanc succedere in bonis suis sed nihil habuimus”. – Ibidem, f. 59v.
  • 7. “Legavit igitur dictus dominus Nicolaus ... duo volumina Archidiaconi super decretum, decretales suas, summam Pisanam, et Liram super psalterium ut fratres aliquas missas facerent pro eo post obitum suum quod et fecerunt”. – Ibidem, f. 55r.
  • 8. “Item eodem anno [1462] die Mathei Marcelius Voet de Steenbergis in finibus Brabantie circa Bergas super Zomam promotus in artibus Lovanii receptus fuit hic ad osculum et die Jeronimi indutus et anno sequenti professus qui ultra ea que exposita sunt pro vestibus et aliis necessariis suis tantum Xi Renenses [Rijnse gulden] semel hic apportavit”. – Ibidem, f. 40r.
  • 9. Merk op dat de wijdingen op twee plaatsen gebeurden. Daar het kartuizerklooster van Scheut ressorteerde onder het bisdom Kamerijk, was de bisschop van dit diocees de uitvoerder van de liturgische handelingen. Op dat pgenblik was dit Jean de Bourgogne (NBN, 11, 2012, 69-72), die liever te Brussel en Mechelen – hier is hij trouwens in 1480 gestorven – vertoefde dan in de zetel van zijn bisdom. Een opvallendheid is dat de aspirant-wijdeling zijn kartuis moest verlaten. Was dit dan geen probleem? James Hogg († 2018), de bekende historicus van de Kartuizerorde, antwoordde mij in dit verband op 1 december 2016: “Yes, it was not unusual in the later Middle Ages and later for Carhusians to be ordained to the major Orders among with other members of different Orders. There are a number of reprimands in the Cartae to not delay to return from the ordination and not to make any visits on the journey. The Procurator usually accompanied the Candidate. I think there may be something in the Statuta Nova, Tertia Compilatio or Nova Collectio on this point. In recent years the bishop usually came to the charterhouse. This can be inconvenient. Dom Augustin Devaux was to be ordained on the day after the local Bishop died and he had to wait several months for his succesor to come. One is not bound to the local Bishop for ordination. In Parkmister the Bishop of Southwark refused to ordain a candidate for lack of sufficient knowledge in the late19th century, so one sent him to a French Bishop who made no difficulty to ordain him”. Ook om praktische redenen werden kandidaten die tot verschillende ordes behoorden, samengebracht op een bestendige verblijfplaats van de bisschop om te vermijden dat deze onophoudelijk onderweg zou zijn om in de vele kloosters wijdingen te voltrekken.
  • 10. Pasen viel in 1464 op 1 april (Strubbe & Voet, 126). Door vanhier terug te tellen op basis van het beschreven tijdsmoment komt men uit op de gezochte dagtekening.
  • 11. [Du Moustier & Hourlier 1957]156.
    “Item sabbato quatuor temporum in adventu fuerunt ordinati in Bruxella ... Frater Marcelius in Subdiaconum. Et sabbato quatuor temporum in sequenti ieiunio Cameraci in Diaconum, et sabbato sitientes [introïtus] in Sacerdotem”. – Kroniek van Scheut, in: Brussel KB, ms. 5764, f. 41r.
    “Qui cantavit primam missam altera octavarum Pasce in qua celebrabatur festum Ambrosii. – Ibidem, f. 41r.
  • 12. “... et quasi post octo annos scilicet anno LXX in principio Martii ordinatus est vicarius et corrector...”. – Ibidem, f. 40r.
    “... qui ante prioratum suum quatuor annis fuit vicarius et corrector huius domus. – Ibidem, f. 62v.
  • 13. “Cumque continuasset vicariam suam quatuor annis cum dimidio, Priore Henrico per Capitulum misericordiam impetrato electus est predictus Marcelius in Priorem anno LXXV tertia Junii”. – Ibidem, f. 40v. De eerste prior was Henricus de Loen († 1481).
  • 14. “Anno domini LXXXVII, XXIX mensis Julii obiit venerabilis pater Marcelius Voet etatis anno LIIII prioratus autem sui anno XII ...”. – Ibidem, f. 62v.
  • 15. “Nam licet multo tempore ante finem vite sue infirmus et impotens fuerit tamen die noctuque pene ultra vires semper studuit interesse divinis ...”. – Ibidem, f. 62v.
  • 16. Op het materiële vlak bracht hij bouwkundige verbeteringen aan het klooster tot stand. In zijn optreden naar buiten om te bemiddelen met medewerking van de priors van Herne en Zelem in het conflict tussen Maximiliaan van Oostenrijk († 1519), gouverneur van de Nederlanden (1482-1494) en de opstandige Gentenaars was hij minder succesvol: hij werd voor zeven weken in hechtenis genomen te Gent. – Zie [Soenen 1972]1402-1403.
  • 17. “Iste monachus fuit magne litterature ...”. – Kroniek van Scheut, in: Brussel KB, ms. 5764, f. 40r.
  • 18. “... et plures libros in principio domus correxit ad rectum stilum ...”. – Ibidem, f. 40r.
    “Fuit etiam multum diligens in corrigendis libris ecclesiasticis ...". – Ibidem, f. 63r.
  • 19. “Multum enim dilexit studium ...”. – Ibidem, f. 40r.
  • 20. “ ... qui fuit homo multum scientificus et expertus in grammatica, in logica, in naturalibus et in theologalibus... ”. – Ibidem, f. 62v.
  • 21. Vertaling door [Pil 1954]33-34 uit de inleidende passage van de Scheutse kroniek, in: Brussel KB, ms. 5764, f. 9r: “In nomine sancte et individue trinitatis patris et filii et spiritus sancti. Amen. Anno ab incarnatione domini millesimo quadringentesimo octuagesimo visum est convenire ut saltim aliqua (et si non omnia) facta a predecessoribus nostris ab initio circa erectionem capelle nostre Domine de Gratia ac monasterii cartusiensis eidem contigui iuxta Bruxellam peracta quantum possibile foret insimul colligerentur ut fide dignorum relatione visu aut auditu aut alias perciperentur et in scriptis redigerentur ... Intendo enim componere tres libros. In primo narrabitur quasi historia factorum, statuum, personarum et similium huius domus a principio inchoationis usque ad annum predictum quod peto ut sequentes presidentes more cronicorum pro tempore suo prosequantur. In secundo ibro autem ponentur copie literarum hereditatum et possessionum et reddituum et similium. In tertio autem colligentur copie gratiarum licentiarum libertatum et huiusmodi”.
  • 22. P De Wal, Collectaneum rerum gestarum et eventuum Cartusiae Bruxellensis cum aliis externis tum patriae tum ordinis, dl. 1, in: Brussel KB, ms. 7043, f. 16r: “Domnus Marcelius Voet ... scripsit seu verius dicam compilavit librum fundationis usque ad obitum suum”, f. 29r: “Exordia huius cartusiæ Dominæ Nostræ de Gratia satis prolixe et docte scripserunt ... domnus Marcelius Voet secundus huius domus prior in libro fundationis”.
  • 23. Daar Voets tekst en de aanvullingen van medewerkers en vootzetters alleen in de kopie van Joannes Tourneur met zijn eigen bewerkingen en toevoegingen bewaard is gebleven, zal het handschrift (Brussel KB, ms. 5764) nader worden besproken onder laatstgenoemde.
  • 24. [Pil 1954]19-24.
  • 25. [Damen 2009]85-86.
  • 26. [Stein 2009a]27-28.
  • 27. ...
  • 28. [Soenen 1972]1396-1397, [Stein 2009a].
  • 29. ...
  • 30. ...
  • 31. “Et anno eiusdem m.cccc.lvi fuit hic prima missa cantata et ordo cartusiensis inceptus sc viia septembris et in profesto nativitatis nre Dne,et deinceps continuatus”. – Kroniek van Scheut, in: Brussel KB, ms. 5764, f. 9v.
  • 32. Ibidem, f. 40r.